
Jurisprudentie
AT0309
Datum uitspraak2005-02-23
Datum gepubliceerd2005-03-15
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/4343 NABW + 02/4894 NABW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-03-15
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/4343 NABW + 02/4894 NABW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing van het verzoek om herziening.
Uitspraak
02/4343 NABW
02/4894 NABW
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraken van de Raad van
13 augustus 2002, reg.nrs. 99/2931 NABW en 99/4468 NABW.
Gedaagde heeft verweerschriften ingediend.
De verzoeken zijn gevoegd behandeld ter zitting van 12 januari 2005, waar verzoeker niet is verschenen en gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. C.J.C.J. Crombach, werkzaam bij de gemeente Tilburg.
II. MOTIVERING
Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en
redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden
hebben kunnen leiden.
Bij de uitspraak met reg.nr. 99/2931 NABW heeft de Raad de in hoger beroep door verzoeker aangevallen uitspraak van de rechtbank Breda van 21 april 1999 inzake de weigering door gedaagde van bijzondere bijstand voor woonkosten bevestigd voorzover aangevochten.
Bij de uitspraak met reg.nr. 99/4468 NABW heeft de Raad de in hoger beroep door verzoeker aangevallen uitspraak van de rechtbank Breda van 7 juli 1999 inzake de weigering door gedaagde van bijzondere bijstand voor een bouwkundige offerte en voor de opknapkosten van de woning van verzoeker eveneens bevestigd voorzover aangevochten.
De Raad stelt vast dat de gronden die verzoeker in zijn (aanvullende) verzoekschriften tegen de uitspraken van 13 augustus 2002 heeft aangevoerd, niet kunnen worden aangemerkt als feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. De feiten en omstandigheden waarop verzoeker zich beroept dateren alle van vóór die uitspraken en zijn in de procedures die tot de uitspraken hebben geleid - materieel - ook aan de orde geweest. Er is derhalve geen sprake van feiten of omstandigheden die bij verzoeker vóór de uitspraken niet bekend waren.
Wat verzoeker met de verzoeken om herziening in wezen beoogt, is het ter discussie stellen van de juistheid van de uitspraken van 13 augustus 2002. Daarvoor is het - bijzondere - rechtsmiddel van herziening echter niet bedoeld.
De verzoeken om herziening dienen daarom te worden afgewezen.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst de verzoeken om herziening af.
Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons als voorzitter en mr. H.J. de Mooij en mr. J.J.A. Kooijman als leden, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Hamer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2005.
(get). Th.G.M. Simons.
(get). M.C.M. Hamer.
HE/2525